Home / Blog / We gaan op weg naar gepersonaliseerd leren, en nu?

We gaan op weg naar gepersonaliseerd leren, en nu?

Posted on

We gaan op weg naar gepersonaliseerd leren, en nu?

Vervolg op blog nr. 1 ‘Op weg naar gepersonaliseerd leren?

In de vorige blog werd gesteld dat het onderwijs meer gepersonaliseerd zal moeten gaan werken om recht te doen aan de toekomst van de kinderen. In deze tweede blog in de reeks over gepersonaliseerd leren bespreken we de volgende stappen die door de school gezet kunnen en moeten worden in de transitie naar gepersonaliseerd leren. De volgende stappen zullen in deze blog besproken worden:

  • Werken vanuit leerlijnen
  • Leerlingen in kaart brengen
  • Werken met doelen

Werken vanuit leerlijnen

Kennis van de leerlijnen van verschillende vakken is erg belangrijk binnen gepersonaliseerd onderwijs. Wanneer leerkrachten (de opbouw in) de leerlijnen kennen, worden zij in staat gesteld kinderen op de juiste manier te begeleiden. De leerkracht werkt dan vanuit zijn/haar rol als professional en hoeft het onderwijs niet volledig door de methode te laten leiden. De leerkracht bepaalt vanuit zijn/haar kennis van de leerlijnen welke activiteiten en instructies effectief en passend zijn voor de verschillende leerlingen en ondersteunt hen ook in de keuzes die leerlingen hier zelf in maken. Deze werkwijze maakt het dus mogelijk om leerlingen op hun eigen niveau en naar hun eigen behoefte te laten werken, omdat leerkrachten vanuit hun kennis van de leerlijnen de ontwikkelingen van de leerlingen goed kunnen volgen en kunnen bijsturen wanneer dat nodig blijkt.

Werken vanuit de leerlijn kan op twee manieren worden gedaan, namelijk vanuit de leerlijn van een methode en vanuit de algemene leerlijn. Werken vanuit de leerlijn van de methode wordt regelmatig als tussenstap gekozen voor het daadwerkelijk volledig werken vanuit de algemene leerlijnen. Bij deze manier van werken wordt doelgericht onderwijs gegeven met de methode als bron. Bij het werken vanuit de leerlijn van de methode worden leerkrachten meer geleid door de methode in hun onderwijs, wat in het begin meer houvast kan geven. Wanneer besloten wordt van de één op de andere dag vanuit de algemene leerlijn (bijv. vanuit leerlijnen van SLO) te gaan werken, kunnen leerkrachten het gevoel krijgen dat ze in het diepe gegooid worden. Werken vanuit de leerlijn van de methode kan dan een tussenstap zijn. Bovendien geeft dit leerkrachten die de leerlijnen niet voldoende kennen de mogelijkheid om zich de leerlijn steeds meer eigen te maken en vervolgens te werken vanuit een algemene leerlijn.

Wanneer gewerkt wordt vanuit een meer algemene leerlijn, kan de leerkracht voor instructie en verwerking uit allerlei bronnen kiezen, afhankelijk van het leerdoel waar een kind aan werkt. De leerkracht kan bijvoorbeeld kiezen voor concrete rekenmaterialen, werkbladen uit de methode, instructies, een samenwerkingsopdracht, apps, enzovoort. De leerkracht kijkt dus wat de best passende bron is bij het leerdoel en de leerling(en). Het is belangrijk om met het hele team af te spreken op welke manier vanuit de leerlijn wordt gewerkt en om ervaringen met elkaar te delen. Dit draagt bij aan een doorgaande lijn in de school.

Leerlingen in kaart brengen

Een vereiste bij het werken vanuit leerlijnen is dat de leerlingen in de groep goed in kaart gebracht worden. Belangrijk is om hierbij te kijken op welk niveau de verschillende leerlingen leren en of er eventueel leerlingen zijn die bij een vak ongeveer op hetzelfde niveau leren. Leerlingen in kaart brengen kan in het onderwijs op meerdere manieren worden gedaan. Een veel voorkomende manier is toetsing. Door de juiste toetsen goed te analyseren, kan een inschatting worden gemaakt van waar de leerling precies staat bij een bepaald vak. Toetsing kan, zeker wanneer de transitie net is ingezet, prima uitgevoerd worden binnen gepersonaliseerd leren. Zolang men maar een duidelijk doel heeft, weet wat er getoetst moet worden en de resultaten gebruikt worden om het onderwijs nog beter aan te laten sluiten op de behoeften van de leerlingen. Uit de toetsen komen ‘harde’ gegevens over leerlingen naar voren. Deze kunnen het beste worden aangevuld met zogenaamde ‘zachte’ gegevens: hoe leert de leerling? De harde en zachte gegevens brengen samen de onderwijsbehoeften van de leerlingen in kaart. Pas wanneer de leerkracht weet wat de onderwijsbehoeften zijn en op welke verschillende niveaus de leerlingen leren, kan hij/zij elke leerling ondersteunen door te werken vanuit de juiste leerlijnen.

  • Een voorbeeld: Peter uit groep 5 heeft halverwege het jaar de M5 Cito-toets Rekenen/Wiskunde gemaakt. Na analyse blijkt dat hij rekent op M4-niveau en dat hij opvallend lager scoort op het onderdeel meten en meetkunde. De leerkracht en Peter weten nu op basis van deze informatie dat Peter tijdens rekenen het beste vanuit de leerlijn van groep 4 kan werken en dat de focus voor hem ook op het onderdeel meten en meetkunde zal moeten liggen. Nu zij dit weten, kunnen hierbij de juiste activiteiten worden gekozen. Overige leerdoelen bespreekt Peter in overleg met de leerkracht.
  • Een tweede voorbeeld: Elf leerlingen in groep 6 maken aan het eind van het jaar de E6 Cito-toets Spelling. De overige leerlingen maken de Cito-toets die het beste aansluit op hun spellingsniveau. Uit de analyse van de E6-toets blijkt dat acht leerlingen de woorden eindigend op -cht en -gt nog erg lastig vinden om correct te spellen. De leerkracht en de leerlingen weten op basis van deze informatie dat de leerlingen deze spellingsregel nog extra zullen moeten oefenen. Samen kiezen zij de best passende activiteiten om deze regel uiteindelijk te kunnen beheersen.

Doordat de leerkracht de algemene leerlijn van het leerjaar kent en daarnaast weet vanuit welke leerlijnen de verschillende leerlingen werken, waarborgt hij/zij dat alle leerlingen op hun eigen niveau en aan de juiste leerdoelen kunnen werken. Maar hoe weet de leerkracht aan welke doelen de leerlingen moeten werken?

Werken vanuit leerdoelen

Binnen gepersonaliseerd onderwijs werken de leerling en de leerkracht samen aan het bepalen van leerdoelen voor een bepaalde tijd. Op deze manier worden leerlingen zoveel mogelijk eigenaar van en verantwoordelijk voor hun eigen leerproces. De leerkracht kan ook gebruik maken van leerkrachtdoelen om te waarborgen dat een aantal leerdoelen bij alle leerlingen aan bod komt. In dat geval neemt de leerkracht een meer sturende rol aan binnen het proces.

De leerdoelen die samen worden vastgesteld, worden bepaald aan de hand van de leerlijn die aansluit bij het niveau van de leerling. Om deze leerlijn en mogelijke leerdoelen inzichtelijk te maken voor de leerlingen, kunnen zij hiervan een overzicht krijgen, zodat zij zelf kunnen bepalen waar ze aan willen werken. Door leerlingen een overzicht te geven van alle leerdoelen passend bij hun niveau, zien zij aan welke leerdoelen zij kunnen werken om zich verder te kunnen ontwikkelen binnen dat vak. Het werken vanuit leerdoelen geeft daarmee een belangrijke impuls aan de motivatie. Het geeft inzicht in wat er te leren valt en dus ook richting aan het leren. Daarnaast geeft het inzicht met betrekking tot waar een leerling staat in de ontwikkeling. Leerlingen zullen echter in de praktijk moeten leren om te werken vanuit hun eigen leerdoelen. Dit is dan ook een punt waar voldoende aandacht aan besteed zal moeten worden in de klas.

Belangrijk is dat de leerdoelen helder en concreet in de taal van de leerling geformuleerd zijn. Het doel moet aangeven welke kennis of vaardigheid geleerd wordt door het doel te behalen. Hieronder vindt u enkele voorbeelden van leerdoelen:

  • Opdracht 1, 2 en 3 over punten en komma’s maken op blz. 43 in je werkboek.
  • Doel: eenvoudige interpunctie: gebruik hoofdletters, punt, vraagteken en uitroepteken.
  • Ik maak op de juiste momenten gebruik van hoofdletters, punten, vraagtekens en uitroeptekens. Dit wordt ook wel interpunctie

Het laatste doel hierboven is een goed geformuleerd doel: concreet en in de taal van de leerling. Het eerst genoemde doel mist een concreet leerdoel, de leerling weet niet wat hij/zij zal kunnen nadat deze opdrachten zijn uitgevoerd. Het tweede genoemde doel is nog niet concreet genoeg voor de leerling en is niet verwoord in leerlingtaal. Wanneer het leerdoel helder is omschreven, kunnen in een leergesprek met de leerkracht de volgende punten vervolgens worden bepaald:

  • Welke activiteiten gaat de leerling uitvoeren om het leerdoel te kunnen oefenen? Denk aan werkbladen, werken met concreet materiaal, inzet van ICT, instructie van de leerkracht, enz.
  • Van wie denkt de leerling hulp nodig te hebben? Denk aan leerkracht, ouders, maatjes, enz.
  • Hoe lang denkt de leerling te moeten werken aan dit leerdoel?
  • Hoe gaat de leerling concreet laten zien dat hij/zij het leerdoel heeft behaald?

Benieuwd hoe zo’n leergesprek vorm zou kunnen krijgen? Wilt u weten hoe u het leergesprek met uw leerlingen het beste kunt aanpakken en hoe u een volgende stap kunt zetten richting gepersonaliseerd onderwijs? Dat leest u in de volgende blog! Nu al meer weten? Kijk op onze website of Edupos kan ondersteunen in uw transitie richting gepersonaliseerd onderwijs.

Serie blogs ‘Gepersonaliseerd leren in het basisonderwijs’

Deze blog is het tweede deel in een serie van vier blogs over gepersonaliseerd leren in het basisonderwijs. In de volgende blog wordt verder ingegaan op het voeren van goede leergesprekken en het afstemmen van activiteiten en materialen op de doelen van de leerlingen. In de afsluitende blog wordt beschreven hoe evaluatie binnen gepersonaliseerd onderwijs vorm kan krijgen. Heeft u de eerste blog gemist? Klik snel hier om deze te lezen!

 

Blijf op de hoogte van deze blogserie door onze socialmediakanalen te volgen

en onze website www.edupos.nl in de gaten te houden.

 

Top